Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [25]Waarin [26]niet is Griek en Jood, besnijdenis en voorhuid, barbaar [en] [27]Scyth, dienstknecht [en] vrije, maar [28]Christus is alles en in allen. 25. Dat is, in welken stand de wedergeboorte, ten tijde des Nieuwen Testaments. 26. Dat is, voor God niet aangezien of geacht wordt opp Grieks en Jood, enz., gelijk Gal.3:28. 27. Dit woord doet de apostel daarbij, omdat deze onder de volken, die van de Grieken barbaren genoemd werden, wel de grofste en wreedste gehouden werden, gelijk nu nog de Tartaren, van hen afkomstig. 28. Dat is, Christus door het geloof maakt alleen den mens, wie hij ook zij, aangenaam voor God, en de mens, van welken staat hij ook zij, vindt in Hem alleen alles ter zaligheid nodig. Zie Hand.4:12; 1 Kor.1:30.